DWAALSTROOM - Nieuwe bundel van Ria Westerhuis
Op 26 maart 2022 werd
Dwaalstroom gepresenteerd : de vijfde gedichtenbundel van Ria.
Ze werd geïnspireerd door de natuur in de omgeving van haar woonplaats De Wijk. De afgelopen jaren wandelde ze veel in het Reestdal en had daar ontmoetingen met mensen, dieren en met de elementen in de natuur.
De meeste gedichten in de bundel zijn geschreven in de streektaal van de Reest. Daarnaast bevat het ook een tiental Nederlandstalige gedichten, dit zijn voornamelijk podiumgedichten die ze voordraagt bij optredens door het hele land.
Dwaalstroom wordt uitgegeven door Stichting het Drentse boek. Ook zijn er foto's van werk van beeldend kunstenares Dineke Kraaijeveld uit Meppel in opgenomen. Ria schreef daarbij passende gedichten. De cover is van Saskia Dingelstad.
Bij een aantal gedichten staat een QR-code. Door deze te gebruiken kom je op filmpjes waarop Ria de gedichten voordraagt. Als mensen haar stem erbij horen begint het gedicht pas echt te leven.
Al met al is het een unieke bundel geworden die past in de lijn van haar eerdere werk.
Dwaalstroom stuurt de lezer op pad deur een laandschap van observaties en gevuulens. Zoas de Riest kronkelt deur het Riestdal, meandert de gedichten in dizze bundel langs herkenning, verwondering en ofscheid. De muzikale taal uut het gebied van de Riest voert de lezer naor het raodsel van het bestaon, lös van leeftied en tied.
(tekst door uitgever op achterkant Dwaalstroom)
Hieronder drie gedichten uit Dwaalstroom
Alles en niks hetzölfde
De kilte jokt mij
an de oren nou
hier vergleed de tied
mien jeugd in jaoren
het grös veert niet meer mit
zoas in vroggerdagen
toen het mij nog
mit gemak kun dragen
de bullebak in de sloot
verhuusde naor de wal
gien kiend te vienden hier
dat nog verdrinken zal
ik vien bliendelings de weg
naor de opkamer mit
de beddestee waor
ik even mien heufd
op ’t kussen legge
weer heur ik de donder
zie de donkere wolken
’t olde meinse, traog en stram
nog naor de liende lopen
vlak veur de bliksem kwam
Mien opa
Vrogger dacht ik seins da’k ridder
en opa’s huus een kasteel
hij koning was,
’t arf het hele laand
dat ik bescharmde
mit mien golden zwaard
hoe hij bij de holtkachel
mit bord op schoot
op zien troon zat en at
soep as naogerecht
was heel gewoon
net as de beddestee
waor hij later ziek in lag
zuster Beer hum wassen kwam
in het kasteel waor
nog gien warm water
waor de wc een tonnegien
en Pierlala een vrumde was
Stroming van de tijd
Elke dag moest ontdekt worden
zonder draadloos vernuft
onze oren waren zo goed dat we de stilte
in de verte konden horen
we legden onze tere meisjesziel in handen
van onhandige knapen
die niet wisten waar ons hart zat
ademden de waarheid met onze ogen
tot alle ruimte werd ingenomen
we waren eenzamer in onze vrijheid
maar vrijer in ons bewegen dan nu
want niemand kon ons vinden
niemand trok ons spoor
we waren altijd daar waar we wilden zijn
met de zon van gister in de rug
fiksten dingen met elkaar zonder hulplijnen
vormden een keten, die verbroken werd
doordat onze kleren niet meer pasten
bij de stroming van de tijd